Markante Verhalen

De Oorsprong van het Io Vivat

[Foto: Erasmus Universiteit Rotterdam]

Uit de Oude Doos…

Achtergronden van het Io vivat en het Gaudeamus igitur
Deel I: Io vivat.
Door Maxime Kaplan (1972)

Op de website van het Rotterdamse Stadsarchief is een geluidsfragment te vinden van de opening van het academisch jaar door prof. dr. B. Leijnse, rector-magnificus van de Erasmus Universiteit Rotterdam. De heer Bart Leijnse (1925-2017), rector magnificus in de jaren 1975-1979, was in vivo erelid van het RSC. Het betrokken geluidsfragment betreft ‘Gezang door studenten’, en is volgens het Stadsarchief te dateren op 11 september 1978. Zie voor de link:

https://hdl.handle.net/21.12133/F72276C2D2F14556BB2B00DFB8B22EFD  

Bij het afspelen zijn het Io vivat en het Gaudeamus igitur duidelijk te horen. Het als eerste te horen Io vivat is te koppelen aan de toenmalige intocht van het College van Senaat en Bestuur van het RSC, en het als volgende te horen Gaudeamus igitur is te koppelen aan het toenmalige cortège van de hoogleraren. Aan het gezang is voor de goede verstaander duidelijk te herkennen dat de zangers corpsleden zijn. In het vervolg van deze petite histoire zal ik dit nader verklaren; eveneens zal in dit vervolg aandacht worden besteed aan het toch ietwat aparte begin van het Io vivat, het woord ‘Io’. Het stuk over de beide liederen is verdeeld in twee delen: deel I gaat over het Io vivat en deel II gaat over het Gaudeamus igitur. Deel I volgt hierna, deel II komt de volgende keer aan bod [https://www.verenigingwalhalla.nl/walhalla-nieuws/interviews-artikelen/interviews-artikelen/de-oorsprong-van-het-gaudeamus-igitur].

Opgemerkt vooraf wordt dat informatie over beide liederen overvloedig is te vinden mede via het internet. Hier begin ik met het Io vivat en met vooral de geschiedenis ervan, waarna volgende keer ik aan het Gaudeamus igitur zal toekomen. Er is overigens zoveel over te vermelden dat ik noodgedwongen met grote onwetenschappelijke stappen erdoorheen ga, waardoor wat zal volgen zeker geen uitputtende behandeling zal zijn.

Io vivat

De volledige hedendaagse tekst van het Io vivat is verdeeld over zes coupletten, waarvan gewoonlijk alleen de eerste drie coupletten worden gezongen bij het, tegenwoordig gemengde, Rotterdamsch Studenten Corps. Ik geef hier de betrokken tekst weer van deze drie coupletten, met ernaast een eigen tentatieve Nederlandse weergave:

Io vivat! io vivat! (Hoera, dat zij leve! Hoera, dat zij leve!)
Nostrorum sanitas! (De gezondheid van de onzen!)
Hoc est amoris poculum (Dit is de beker van de vriendschap)
Dolores est antidotum! (Het is het tegengif van verdriet!)
Io vivat! io vivat! (Hoera, dat zij leve! Hoera, dat zij leve!)
Nostrorum sanitas! (De gezondheid van de onzen!)

Io vivat! io vivat! (Hoera, dat zij leve! Hoera, dat zij leve!)
Nostrorum sanitas! (De gezondheid van de onzen!)
Dum nihil est in poculo (Terwijl er niets is in de beker)
Iam repleatur denuo! (Laat hij al opnieuw gevuld worden!)
Io vivat! io vivat! (Hoera, dat zij leve! Hoera, dat zij leve!)
Nostrorum sanitas! (De gezondheid van de onzen!)

Io vivat! io vivat! (Hoera, dat zij leve! Hoera, dat zij leve!)
Nostrorum sanitas! (De gezondheid van de onzen!)
Nog iungit amicitia (Ons verbindt de vriendschap)
Et vinum praebet gaudia! (En de wijn verschaft vreugden!)
Io vivat! io vivat! (Hoera, dat zij leve! Hoera, dat zij leve!)
Nostrorum sanitas! (De gezondheid van de onzen!)

Een weergave van deze versie van het Io vivat, gezongen door het Ouwepoepenkoor/Mimosakoor is hier te beluisteren

Opmerkelijk is soms de uitspraak. Zo wordt in het derde couplet volgens de versie van het Ouwepoepenkoor/Mimosakoor het woord ‘amicitia’, gezongen en wel, uitgesproken als ‘amisitia’, en niet, zoals klassiek geschoolden zouden doen, als ‘amikitia’. Maar ja, ‘partieel geschoolden’ zoals iemand ooit zou hebben gezegd...

Het Io vivat is een echt Senaatslied, en volgens de Almanak van 1919 is het ook gezongen bij de officiële opening van de ‘oude’ Sociëteit aan de Eendrachtsweg 35, toen de Senaat binnen trad.

De volledige hedendaagse tekst van het Io vivat, met alle zes coupletten is mede te vinden via: https://nl.wikisource.org/wiki/Io_vivat

De oudste corporale versie van het Io vivat heb ik gevonden in een uitgave van het in 1815 opgerichte GSC, genaamd Groninger Studenten Liederen, verzameld in 1816 en gedrukt in 1817. Het eerste lied in deze bundel is het Io vivat. In een Belgische uitgave uit 2003, van Akim Willems, getiteld Een historisch-etymologische en verklarende wandeling doorheen de Studentencodex, is, met doorverwijzing naar een geschrift dat ik niet heb kunnen raadplegen, te vinden dat een onbekende Leidse student de auteur van het toenmalige lied uit 1817 zou zijn geweest; ook in een andere publicatie heb ik gelezen over de naamloze Leidse herkomst van deze tekst en van deze melodie, die beide overigens uiteraard oudere inspiratiebronnen hebben gekend. In ieder geval, eveneens is in het Belgische geschrift, met dezelfde doorverwijzing, een berijmde vertaling van het toenmalige Groninger Io vivat opgenomen. De desbetreffende versie uit 1817 van het Io vivat heeft drie coupletten, die ik hierna opneem, met ernaast de vertaling overeenkomstig p. 9 van de Belgische uitgave:

Ïo vivat! ïo vivat! (Gezondheid, ha! Gezondheid, ha!)
Nostrorum sanitas! [Bis.] (wie ons ter harte gaat!)
Hoc est amoris poculum (Der liefde volle feestbokaal)
Doloris est antidotum! (Verlost ons van der zorgen kwaal)
Ïo vivat! ïo vivat! (Gezondheid, ha! Gezondheid, ha!)
Nostrorum sanitas! (wie ons ter harte gaat!)
Dum nihil est in poculo (Als feestbokalen leeg zijn)
Repleatur denuo! (staan schenkers daar met nieuwen wijn)
Ïo vivat! etc. (Gezondheid, ha! Gezondheid, ha, wie ons ter harte gaat!)

Ïo vivat! ïo vivat! (Gezondheid, ha! Gezondheid, ha!)
Nostrorum sanitas! [Bis.] (wie ons ter harte gaat!)
Nos jungit amicitia (Waar vriendschap hecht ons samenbindt)
Et vinum praebet gaudia (maakt wijn ons vrij en blij gezind)
Ïo vivat! ïo vivat! (Gezondheid, ha! Gezondheid, ha!)
Nostrorum sanitas! (wie ons ter harte gaat!)
Est vita nostra brevior (Ons leven is niet lang genoeg)
Et mors amara longior (en ’t bitter einde komt te vroeg)
Ïo vivat! etc. (Gezondheid, ha! Gezondheid, ha, wie ons ter harte gaat!)

Ïo vivat! ïo vivat! (Gezondheid, ha! Gezondheid, ha!)
Nostrorum sanitas! [Bis.] (wie ons ter harte gaat!)
Osores nostri pereant! (Wie tegen ons is, zij vervloekt)
Amici semper floreant! (gezegend wie ons trekt en zoekt)
Ïo vivat! ïo vivat! (Gezondheid, ha! Gezondheid, ha!)
Nostrorum sanitas! (wie ons ter harte gaat!)
Jam tota Academia (Laat heel deez’ Universiteit)
Nobiscum amet gaudia (genieten in gezelligheid
Ïo vivat! etc. (Gezondheid, ha! Gezondheid, ha! wie ons ter harte gaat!)


Interessant in deze versie uit 1817 is de trema in het woord ‘io’: ‘ïo‘. Hieruit is, voor wie het nog niet zou weten, met zekerheid op te maken dat het woord ‘io’ is uit te spreken niet als ‘jo’, maar als ‘ie-jo’. Dit heeft echter ook een gevolg voor de betekenis. ‘Io’ wordt gewoonlijk in verband gebracht met de Romeinse oppergod Iuppiter; de verbuiging hiervan als Latijns woord gaat uit van de stam ‘io-‘, waarmee de uitroep in het lied Io vivat inderdaad verklaard zou kunnen worden. Maar ‘io-‘ als verbuigingsvorm van Iuppiter is uit te spreken als ‘jo’, en juist niet als ‘ie-jo’. Dit brengt mede dat de verbinding tussen Iuppiter en het Io vivat toch op nogal losse schroeven staat. Ik kom nog hierop terug.

Een ‘oudere’ versie van het Io vivat in een min of meer zelfde vorm heb ik niet gevonden. Wel was al langer een vroegere geheel andere versie van een Io vivat in omloop met een vermoedelijke Duitse herkomst. Deze oudere vertolking van dit geheel andere ‘Io vivat’ was ook bekend in het pre-corporale studentenleven, van vóór de oprichting van de tegenwoordige corpora - zie ook iets verderop in dit stuk. Immers, hoewel het GSC als zodanig als eerste van de tegenwoordige corpora is opgericht, in 1815, bestonden diverse Nederlandse universiteiten uiteraard al langer, en waren ook de studenten al langer op de een of andere manier verenigd in toenmalige organisaties, die in sommige opzichten als voorlopers van de moderne corpora kunnen worden gezien, en die in een bepaalde periode ook wel bekend stonden als ‘groensenaten’. Zie https://nl.wikipedia.org/wiki/Groensenaat. In deze verenigingen spiegelde men zich toen graag aan de diverse academische gebruiken en waardigheden, met bijvoorbeeld een ‘rector’ en een ‘senaat’, net als bij de toenmalige universiteiten zelf; tevens deed de inauguratie van nieuwe leden in diverse opzichten denken aan de academische promotie tot doctor.

Een en ander is aardig terug te vinden in het boek uit 1934 van A.C.J. de Vrankrijker, Vier eeuwen Nederlandsch studentenleven, met mede erin een tekst die is gebaseerd op de ‘Lebenserinnerungen’ van Carl Anton Wilhelm von Wedel (1790-1853). Deze persoon was in 1809 in Utrecht gaan studeren, na een voorstudie in Göttingen, en na enige verwarring over Utrechtse studentikoze mores tegenover die welke hij Duitsland gewend was, werd Wedel met vrijstelling van diverse ‘groene’ verplichtingen als kennismaker tot ‘doctor’ geïnaugureerd van zijn studentenvereniging. Vermeldenswaard hierbij is Wedels inauguratieplechtigheid, zoals deze in het Nederlands is weergegeven bij Vrankrijker, p. 207:

‘De president hield nu een rede in een Latijn, dat volgens Von Wedel voor Cicero niet verstaanbaar ware geweest, doch voor hem wel. Deze rede was een allervriendelijkst, schoon ietwat hoogdravend welkom, een erkenning van verdiensten, die uitreiking van den doctorsbul veroorloofden, gevolgd door overhandiging van een diploma van volleerdheid in drie vrije kunsten. Deze drie waren:

1o. Vrouwen te omhelzen, de eerste van alle, zonder welke de wereld ten onder zou gaan.
2o. Wijnflesschen te ledigen om het gemoed levendig te maken en de zorgen van het gewone leven aan den kant te zetten.
3o. Ruiten in te gooien,- een kunst van vroolijkheid en noodig om koudbloedigen voor inslapen in futlooze traagheid te behoeden.

Voor de eerste kunst was matigheid vereischt, om de tweede lang te kunnen beoefenen moest de geldbuidel goed bijgevuld blijven - want goede wijn is duur - voor de derde was het noodzakelijk de opgewektheid der jeugd te houden. “Kortom”, besloot de prorector, “zorg altijd gezondheid, geld en opgewektheid te bezitten en gij zult steeds een goede doctor zijn”. Op een wenk kwam nu de pedel met een groote gevulde zilveren bokaal en de prorector sprak: “Geleerde en waardige doctor! Gij hebt verstandig geantwoord en het doctorsdiploma aangenomen. Nu zijt gij lid van onze vereeniging.”’

Na zijn studentikoze doctoraatsverlening werd Wedel door alle leden toegezongen met het Io vivat, maar in een geheel andere versie dan die welke wij tegenwoordig kennen, en die te beschouwen is als een oudere pre-corporale versie zoals bovenbedoeld. De tekst van het toenmalige Io vivat, waarmee Wedel werd toegezongen, is opgetekend door Wedel zelf in zijn ‘Lebenserinnerungen’, op p.25:

Io vivat, ĭō vivat doctoris sanitas!
En poculum amoris, antidotum doloris;
ĭō vivat, io vivat  doctoris sanitas!

Interessant is dat we hier weer de tweeklank bij ‘io’ zien, dus in een tentatieve Nederlandse weergave van de Latijnse tekst laat ik Wedels ‘ĭō’ nu onvertaald, maar geef ik het woord weer als ‘ie-jo’:

Ie-jo dat zij leve, ie-jo dat de gezondheid van de doctor leve!
In de beker van de vriendschap, [is] het tegengif van verdriet;
Ie-jo dat zij leve, ie-jo dat de gezondheid van de doctor leve!

Eveneens interessant is dat het voorwerp van de gewenste gezondheid, hier van de nieuwe studentikoze ‘doctor’, kennelijk niet vast ligt in of omstreeks 1809 of zelfs nog daarna. De tekst kan dus ook een gezondheidswens voor alles en iedereen inhouden, net als inderdaad bij het uitbrengen van enige dronk op iets of iemand; zie ook hierna.

De vroegste versie van het lied lijkt te zijn de zogenaamde ‘Trinkspruch Ulrichs von Hutten’. Deze Ulrich von Hutten (1488-1523), aan wie de heildronk al dan niet terecht is toegeschreven, was mede een Duitse humanist,  dichter en publicist. Hij heeft aan verscheidene universiteiten gestudeerd, waaronder, in 1506, aan die van Erfurt. Tijdens zijn verblijf daar zou de aan hem toegeschreven heildronk naar voren zijn gekomen, hoewel uit de betrokken annalen, die zeker niet noodzakelijk betrouwbaar zijn, tevens is op te maken dat hij de heildronk niet zelf naar voren heeft gebracht, maar wel eraan zou hebben deelgenomen. In ieder geval, de desbetreffende heildronk luidt:

Ho! ho! vivat, ho! ho! vivat
Fraterna sanitas,
En poculum amoris,
Antidotum doloris,
Ho! ho! vivat, ho! ho! vivat
Fraterna sanitas!

In het Nederlands is deze tekst tentatief weer te geven als volgt:

Ho! ho! dat zij leve, ho! ho! dat de broederlijke gezondheid leve,
In de beker van de vriendschap, [is] het tegengif van verdriet,
Ho! ho! dat zij leve, ho! ho! dat de broederlijke gezondheid leve!

Op zichzelf is deze versie al een uitgebreid ritueel dat uiteindelijk ook als gezang een melodie heeft gekregen die nog ver weg staat van die van het latere Io vivat, Luister hier 

In de heildronk van 1506 kan het woord ‘fraterna’ vervolgens omstreeks 1809 tot ‘doctoris’ zijn geworden, en vanaf 1817 tot het ons bekende ‘nostrorum’; in tussentijd kan er op de gezondheid van alles en iedereen zijn gezongen en gedronken. Eerdere versies van de tekst van de heildronk heb ik niet gevonden, maar mogelijk was de allervroegste versie ervan een eenvoudige aanroep ‘Ho! ho! vivat fraterna sanitas!’ of zoiets. Het ‘ho! ho!’ aan het begin kan dan een eenvoudig in de herberg aandacht voor de heildronk vragen zijn geweest, eventueel vergezeld van twee klappen op de tafel of iets dergelijks. Dit is uiteraard speculatie.

Wel lijkt het duidelijk dat de oorsprong van ‘io’ in het io vivat geen verband met Iuppiter aanduidt, maar een verkeerd begrepen weergave is van ‘ho! ho!’. De overgang van ‘ho! ho!’ naar ‘io’ is tentatief niet moeilijk te bedenken: op een geven moment kan ‘ho! ho!’ door personen die dit stoer vonden uitgesproken zijn als ‘hie! ho!’, waarna nog later de ‘h’ van beide woorden werd weggelaten, en dan ontstaat ‘ie! o!’, dat vervolgens kan zijn samengetrokken tot ‘ie-jo’, en dat nog later te schrijven was als  ĭō,  ïo en io, waarmee het bekende begin van ons io vivat er weer is. Al met al moge het duidelijk zijn dat het ‘Io vivat’ eigenlijk het ‘Ho! ho! vivat’ zou moeten zijn. Misschien zou het een aardig nieuw corporaal oud mos kunnen worden om als Corps het ‘Io vivat’ voortaan volgens klassieke weergave te zingen als ‘Ho! ho! vivat’; maar ik laat het uiteraard graag aan de huidige generatie over om hieromtrent eventueel te beslissen...

Na deze misschien niet zeer lange geschiedenis van het Io vivat komt de volgende keer de veel verder teruggaande geschiedenis aan bod van het studentenlied bij uitstek, het Gaudeamus igitur.


Pa-zo: Arthur (1990) en Philippe Bouvy (2019)
16nov

Pa-zo: Arthur (1990) en Philippe Bouvy (2019)

Pa-zo: Arthur (1990) en Philippe Bouvy (2019) Door Jet van Roosmalen (1990) Vader en zoon doen samen een ‘bakkie op de soos’ ter...

Interview met Stephan Poelsma (1990)
19okt

Interview met Stephan Poelsma (1990)

Interview met Stephan Poelsma (RSC 1990) “Voor niets gaat de zon op” Hoe jarenlange onbezoldigde, kennisinhoudelijke arbeid tot...

Reacties

Log in om de reacties te lezen en te plaatsen