Wacht eens

COLUMN
Door Norman Schreiner (1962)
Ongetwijfeld hebt u gehoord van de achttiende-eeuwse dichter Hieronymus van Alphen. U weet wel van “Jantje zag eens pruimen hangen, o als eieren zo groot”. En u weet ook hoe het Jantje verging. Hij wil niet ongehoorzaam zijn en deze pruimen zomaar stiekem plukken. Eerst hiervoor toestemming aan zijn vader vragen. En ja hoor, daags erna wordt zijn geduld beloond. Zijn vader schudt kwistig aan de pruimenboom. Het jochie mocht zijn hoed volstouwen met het smakelijke fruit. Hieronymus sluit zijn poëem af met: “En liep heen op een galop”.
Van deze dichter is tevens het gezegde: “Geduld is zulk een schoone zaak”. Met zijn pruimengedicht en geduldgezegde prijst Hieronymus klaarblijkelijk de deugd van het berustend wachten. In onze samenleving hanteren wij het woord “wachten” plus de afleidingen “wacht” en “wachter” veelvuldig in onze dagelijkse gesprekken. Zelfs meer dan u denkt. U bezigt regelmatig de stopwoordjes “even wachten”, “wacht eens”, “wacht maar”. Want daarmee probeert u iets duidelijk te maken en vraagt u uw gesprekgenoot even koest te zijn om naar u te luisteren. Bekijken wij het zelfstandig naamwoord “wacht”, dan treffen wij dit aan bij waakzame gedragingen als nachtwacht, sterrenwacht, schildwacht. En de “wachter” herkennen wij bij waakzame beroepsbeoefenaren als boswachter, stadswachter, zaalwachter. Kortom, allemaal deugdelijke functionarissen die ons een veilig gevoel geven. Maar “wachten” heeft ook een andere betekenis: van wachten op de dingen die komen gaan. “U zit te wachten op iets of iemand”, “Er staat u iets te wachten”, “Er zijn nog zes wachtenden vóór u”. Ga eens na hoeveel tijd mensen dagelijks besteden aan wachten. Wachten in de file, wachten in de kassarij, wachten op een woning, wachten op een bericht.
En bovendien - niet te vergeten - wachten in wachtkamers van dokterspraktijken, ziekenhuizen en kantoren. Misschien kunnen we eens een ruwe schatting maken van het totale aantal uren dat patiënten en bezoekers tezamen jaarlijks doorbrengen in wachtkamers. Vermoedelijk een formidabel getal met een heleboel nullen. Wachttijden die u vaak nutteloos besteedt met het doorbladeren van beduimelde roddellectuur, met verveeld appen of met lodderig voor u uit staren. Naast wachttijden kennen we ook wachtlijsten. Dat laatste betekent dat u thuis geduldig moet wachten op een bericht wanneer het uw beurt is voor een een specialistisch consult, een medische behandeling of een passende woonruimte.
Zal er ooit een einde komen aan onze traditionele sleur van het suffige wachten? Schrijver Isaac da Costa schreef in 1847 zijn gebundelde tijdzang met de oud-testamentische titel “Wachter, wat is er van den nacht?” Zullen artificiële intelligentie (AI) en algoritmes ons voortaan kunnen helpen al dit gewacht te bekorten? Ik denk van niet. Dus wacht maar af…
Reacties
Log in om de reacties te lezen en te plaatsen