Aan de rol

Door Maarten Elsink (2019) (pseudoniem)
Ik trek de deur achter me dicht en stap op mijn glimmende scooter, met de smaak van koffie nog in mijn mond. Mijn ochtendmijmeringen verdwijnen als sneeuw voor de zon na een flinke snuif frisse lucht. F*ck het OV. Ik heb mijn eigen wielen. Op naar de Zuidas.
Als ik aan deze plek denk, zie ik de glimmende gebouwen, mooie maatpakken en hippe vergaderzalen voor me. Heerlijk om in zo’n strakke omgeving te werken. Er is echter ook een minder zichtbare kant. Een wereld van waanzinnige feesten en een onuitgesproken competitie die allesbepalend is. Je hebt iets gemist als je nog nooit op een Zuidas-afterparty bent geweest. De jaren in Rotterdam, waar ik leerde hoe je balanceert op het randje van zelfdestructie, waren een perfecte voorbereiding op de Zuidas. Het leven in Amsterdam is een glanzendere, volwassen versie van dat in Rotterdam. Iedereen wil de beste zijn, zichzelf constant overtreffen. Niet alleen op het werk, maar ook in de nachten. Het verschil? De inzet is hoger en fouten hebben grotere consequenties. Mijn adrenaline stroomt er sneller van.
De eerste maanden als trainee waren een inwijding in het echte spel. Het harde en lange werken was slechts één kant van de medaille. De andere kant? De feesten hier zijn niet zomaar een bedrijfsborrel met zachte bitterballen en een flesje bier. Het is het toneel waar de ware kampioenen hun strepen verdienen. Mijn eerste introductie in deze wereld verliep nog tamelijk onschuldig: een uitnodiging voor een feestje in een hippe club, waar champagne non-stop werd geschonken en de sfeer luchtig was. Maar al snel ontdekte ik dat dit slechts een voorproefje was. De echte Zuidas-feesten vonden plaats achter gesloten deuren, in waanzinnig mooie grachtenpanden met uitzicht over de grachtengordel. Het eerste feest waar ik bij was, voelde als een droom. De muziek zweefde uit de kinky speakers, het uitzicht was adembenemend en de drank vloeide alsof het water was. Het echte leven stroomde binnen.
Joris Jan, een maatje uit Rotterdam, had me meegenomen. Hij was een paar maanden eerder op de Zuidas begonnen en had inmiddels de kneepjes van het vak geleerd. "Dit is nog maar het begin," fluisterde hij in mijn oor, terwijl hij me een groot glas wodka in mijn hand en een pil in mijn mond duwde. Voordat ik het goed en wel doorhad, stond ik in een badkamer met mijn teammanager. Ze rolde een biljet op, strooide de coke op de marmeren wastafel als suiker op een oliebol en keek me uitdagend aan. "Jij hoort er toch ook bij, Maarten?" Twijfel? Geen seconde. Lekker doorpakken hier! Die eerste nacht voelde als een warm bad. Het was mijn inwijding in een wereld waar de regels nog vloeibaarder waren dan in Rotterdam. Overdag keihard werken, 's nachts nóg harder. Binnen de kortste keren bevond ik mezelf in een eindeloze stroom van coole feesten.
De grootste regel op de Zuidas? Alles is geoorloofd, zolang je maar wint. En winnen doe je niet alleen met een foutloze presentatie of een strakke Excelsheet. Winnen doe ik vooral door het hardst te feesten, de juiste mensen te kennen en bovenal door te blijven rennen. Terwijl de teammanager met een goedkeurend oog toekeek, ging ik steeds verder. De coke en pillen waren geen luxe, maar noodzakelijk om de lange dagen en eindeloze nachten vol te houden. En ik? Ik beheerste dat spel tot in de puntjes.
Joris Jan werd al snel mijn grootste rivaal. Hij probeerde steeds dat extra lijntje, dat extra glas, maar ik wist precies hoe ver ik kon gaan zonder te vallen. Terwijl hij in een club letterlijk over de rand ging en door de beveiliging met een bebloed hoofd werd afgevoerd, stond ik nog overeind. Lachend, glas in de hand, en met een schouderklop van een van de managers. Ik had gewonnen.
Binnen een halfjaar had ik mezelf onsterfelijk gemaakt. De coke, de drank, het feestgedrag, ik gebruikte het in mijn voordeel. Het rendement van de jaren in Rotterdam betaalde zich uit. De mensen uit mijn traineeklasje vielen langzaam af door burn-outs, verslavingen of simpelweg omdat ze het niet meer aankonden. Allemaal rijp om weg te glijden in het grote niks. Maar ik bleef staan.
Na één bijzonder uit de hand gelopen feest, waarin ik als enige het einde haalde, kreeg ik promotie. Ik werd junior analist. Mijn teammanager keek me trots aan en zei: "Je hebt het verdiend, Maarten. Nog nooit heeft een trainee zo snel carrière gemaakt. Je bent geweldig." Ik knikte, glimlachend. Ik had mijn plek veroverd. Sommigen noemen me gek, anderen noemen me briljant. Maar één ding is zeker: ik speel om te winnen. Dit is de Zuidas, en hier telt alleen wie als laatste overeind blijft.
Ik geef gas en zwaai ontspannen naar Sophie, die aan de overkant van de straat loopt met een groot bord in haar handen, duidelijk op weg naar de demonstratie in de stad. Ze ziet er strak en strijdvaardig uit. Het doet me goed dat ze uitbundig terugzwaait. Met een glimlach op mijn gezicht en een iets hogere hartslag dan normaal verdwijn ik in de drukte van de stad.
Reacties
Log in om de reacties te lezen en te plaatsen