Markante Verhalen

Hoe vierden wij Lustrum 100 jaar geleden?

Samenstelling: Norman Schreiner (1962)

Met het 22e Lustrum in het vizier zijn wij nieuwsgierig naar de aard van de RSC-lustrumviering van 100 jaar geleden. Is er veel veranderd?
In de Almanak 1924  deed J.F. (Jo) Otten, de toenmalige zogeheten ‘vice-voorzitter’ van deze almanak, verslag van het 2e Lustrum van het RSC, gehouden in Rotterdam op 7, 8 en 9 december 1912. Hij beschrijft amusante belevenissen en prijst geslaagde programmaonderdelen, maar becommentarieert bovendien enige evenementen met minder complimenteuze bewoordingen.
Wij citeren uit de Almanak 1924, pp.123-146:



Het Tweede Lustrum van het RSC
 

Dooir Jo Otten (1919)

“Door onvermoede omstandigheden onverwacht geroepen een overzicht te geven der gebeurtenissen van het tweede Lustrumfeest van het Rotterdamsch Studenten Corps, heb ik de pen slechts aarzelend ter hand genomen - wetend, dat de tekortkomingen in dit verslag vele zullen zijn. Daar deze nu a priori gestipuleerd en dus moeilijk een object van scherpe critiek kunnen zijn, was het mij een genoegen het onderstaande neder te schrijven:

Door het bekende, veel besproken ,,exclusieve" Bal op 3 December 1923 werd een zekere Lustrumstemming reeds officieus onder vele Corpsleden verspreid. Hoe men ook denken moge over de door het Balcomité gevolgde gedragslijn, zeker is het dat het Bal - slechts gegeven naar aanleiding van het Lustrum - keurig geslaagd mag heeten en dat het waarschijnlijk. heeft bijgedragen tot de eer en naam van het R. S. C.

De daarop volgende dagen waren voor de Lustrumcommissie vol werk - de Corpsleden waren vol verwachting en besloten het Lustrum waardig te vieren. Vrijdagmiddag den zevenden December vond de eerste gebeurtenis plaats - de voetbalwedstrijd in het Spartastadion tusschen twee ploegen van Delftsche en Rotterdamsche Corpsleden en onder de auspiciën van de Rotterdamsche Studenten-Sportvereeniging. De Delftenaren - aan wie een woord van dank voor de sympathieke wijze, waarop zij tot het tot stand komen van dezen wedstrijd medewerkten, gebracht zij – werden door eenige enthousiasten met auto’s van den trein naar het sportterrein gevoerd.

De wedstrijd was voor het Rotterdamsche publiek gratis toegankelijk gesteld en een weinig dankbare schaar van vele werkeloozen had van deze gelegenheid gebruik gemaakt zich op hunne wijze te verpoozen. De match had nauwelijks een aanvang genomen toen de Senaat van het R. S. C. in een met sierlijk gepluimde paarden bespannen rijtuig verscheen - het Io Vivat werd hem als welkom toegezongen. De wedstrijd zelve - bijgewoond door eenige honderden toeschouwers, onder wie enkele autoriteiten en eenige professoren - was niet zeer geanimeerd en verliep met 5-3 ten voordeele der Delftenaren. Een lauwerkrans door den Delftschen captain aan het Rotterdamsch Elftal aangeboden, werd geapprecieerd. De Heer Van Zwieteren, de scheidsrechter heeft den wedstrijd behoorlijk geleid – een woord van dank aan hem en aan het welwillende Spartabestuur is zeker niet misplaatst.

Na den wedstrijd werd in een feestelijken stoet van vele rijtuigen naar de Sociëteit gereden - de geheele gevel was feestelijk door electrischelampjes verlicht - ook de inwendige decoratie verdiende waardeering. In ,,Hermes" wachtte ons de jazz-band van den Heer Wallace, een zeer verdienstelijk muzikant en een geanimeerd feest werd aangevangen. Verschillende reünisten - onder wie enkele van verre gekomen – kwamen opdagen, een algemeen handschudden en belangstelling in de gesties dezer oud-Corpsleden in de afgeloopen jaren waren aan de orde - de stemming was eenigszins rumoerig, de verbroedering niet universeel. Onder de aanwezigen bevonden zich ook twee Senatoren van het Wageningsch Studentencorps - hun tegenwoordigheid werd door allen op prijs gesteld – de Wageningers zijn gemoedelijke menschen. De Delftenaren bleven onze gewaardeerde gasten. Onder de reünisten was het elfde jaar percentsgewijze goed vertegenwoordigd - ook de eerste praeses van het R. S. C. was zichtbaar - hij scheen zich echter in het tegenwoordige Corpsleven niet meer geheel thuis te gevoelen.

Na het borreluur volgde een officieus diner – aan clubtafels gehouden. Dit verliep zeer vlot dank zij de goede regeling - kan echter overigens niet zeer geslaagd genoemd worden. Na het nuttigen der eenvoudige spijzen verspreidde men zich in de stad, alwaar in bioscopen en andere etablissementen de avond werd doorgebracht. `

Dien dag werd te middernacht, te midden van reünisten en zeer vele Corpsleden, door den president der Lustrumcommissie het Lustrum officieus geopend. In niet slecht gekozen woorden heette deze allen, in het bijzonder de reünisten welkom en wist ons te overtuigen van de belangrijkheid van het moment - zijn woorden waren de uiting van een ware Corpsliefde en welgeschikt de reunisten en Corpsleden te doen gevdelen, dat de band met het Rotterdamsch Studentencorps onverbreekbaar moet zijn.

Onder de muziek van het strijkje van den Heer van Leeuwen, welks spel helaas niet meer op 't zelfde peil staat als eenige jaren geleden, werd genoegelijk voortgedronken van het ,,vrije bier" en oude herinneringen herleefden. Het geheel verliep kalm en gemoedelijk een officieus oestersoupeetje, waaraan geen water gedronken werd, verdient wellicht nog vermelding. De soupeurs bestonden hoofdzakelijk uit reünisten, onder wie een vroolijk professor. Daarna werd nog doorgefeest - de in behoorlijke quanta genoten drankjes misten op den duur hun uitwerking niet - dramatische scenes bleven echter uit. Vele Corpsleden sliepen dien nacht slechts weinige uren.

Zaterdag acht December was de groote dag – des namiddags zou het Lustrum officieel de Aula der Hoogeschool worden geopend. In Hermes' zalen waren omstreeks half drie Senaat, Almanakredactie en andere in passende, kleederdracht gestoken waardigheidsbekleeders aanwezig. wachtend op de rijtuigen, die hen ter Hoogenschoole zouden voeren.

Toen zij daar aankwamen bleek het, dat voor een smaakvolle inwendige versiering van het gebouw was zorg gedragen - de pedel onzer Hoogeschool, die de regeling op zich had genomen, verdient hiervoor zeker lof.

De Aula zag er feestelijk uit - de handig gegroepeerde planten misten hun uitwerking niet. Om half drie waren reeds genoodigden verschenen en door de Lustrumcommissie naar hunne plaatsen geleid - om drie uur waren allen gezeten en wachtten op de binnenkomst van den Senaat van 't R. S. C. Velen waren aanwezig op dezen gedenkwaardigen dag : de burgemeester van Rotterdam, wethouders en andere autoriteiten, zoowel van de gemeente als van ’t Rijk, bestuurderen der Nederlandsche Vereeniging voor Hooger Handelsonderwijs, curatoren, hoogleeraren en andere docenten der Nederlandsche Handels-Hoogeschool, reunisten, corpsleden en andere belangstellenden.

Onze nieuwe burgemeester zat te midden der professoren - een aparte tafel geflankeerd door planten was voor den Senaat gereserveerd. Omstreeks drie uur betrad deze de zaal, verwelkomd door het oude doch steeds goede gevoelens wekkende Io Vivat - en nam aan de tafel plaats.

De voorzitter der Lustrumcommissie verleende kort daarop het woord aan den praeses van ons Corps. [Tekst toespraak in Almanak 1924 beschikbaar - Red.]. Hierna sprak Burgemeester Wytema. [Tekst toespraak in Almanak 1924 beschikbaar - Red.]. Toen sprak Prof. Dr. P. E. Verkade namens den Senaat der Hoogeschool [Tekst toespraak in Almanak 1924 beschikbaar - Red.]. Op deze uiting volgde een welverdiende bijvalsbetuiging der aanwezigen.

Toen deze geëindigd was, voerde de Presidente der Rotterdamsche Vrouwelijke Studenten-Vereeniging namens deze combinatie het woord. Het spijt ons niet te mogen verzwijgen, dat hare woorden geenszins pasten in de door de andere sprekers geschapen atmosfeer. In stede het Corps op de passende wijze geluk te wenschen ter gelegenheid van het tweede Lustrum werd ons de moeilijke positie der R. V. S. V. tusschen 't Corps en een niet nader te qualificeeren soort vereeniging uiteengezet. De naam van een dergelijk onsympathiek instituut was in deze feestelijke omgeving een wanklank.

Met enkele woorden bedankte de Rector van het Corps de sprekers. De plechtigheid in de Aula had toen haar einde bereikt - in de Docentenkamer, welwillend afgestaan, hield de Senaat een druk bezochte receptie. Vele der genoodigden, reünisten, Corpsleden en eenige andere belangstellenden maakten van de geboden gelegenheid gebruik den Senaat geluk te wenschen met dezen heugelijken dag. De receptie kan zeer geslaagd genoemd worden. Juffrouw Eldermans [toentertijd de beheerster van de koffiekamer in de Nederlandsche Handels-Hoogeschool – Red.] stond verdekt opgesteld achter een soort toonbank, met sherry-flesschen overladen - de goede sherry en het zeer volumineuze zoute gebak werden tevreden genuttigd. Door de drukte was het helaas mogelijk, dat enkele willekeurlingen zich, zonder de bedoeling den Senaat geluk te wenschen, en alleen met het doel hun drankzucht te lesschen, zich toegang tot de Docentenkamer verschaft hadden.

Toen de receptie tot het verleden behoorde, werd een gezelschap bezoekers in de hall der Hoogeschool gefotografeerd. Vervolgens spoedden velen zich naar huis om zich in een, voor 't Galadiner geschikt gewaad, te kleeden.

Dit Galadiner was het glanspunt van ’t Lustrum - een woord van hulde aan den aanvankelijken president der Lustrumcommissie - aan wiens brein wij ’t plan te danken hebben - is dan ook zeer wèl geplaatst.

De verschillende genoodigden van ’t feestvierende Corps, hooge heeren van diverse pluimage, werden ontvangen in de Senaatskamer en na eenige conversatie aldaar, naar de eetzaal, vergroot met ’t leeszaaltje, geleid. Deze zag er waarlijk feestelijk uit, de tafelschikking was goed, de met bloemen en groen versierde tafels keurig - de Lustrumcommissie heeft zich in dezen goed van haar taak gekweten.

Alreeds in den aanvang heerschte er een opgewekte stemming, ongedwongen verhoogd door goede muziek. De tafelredevoeringen waren gelukkig niet te talrijk, de qualiteit der spijzen liet een minimum te wenschen over. Prof. Verkade hield zijn inmiddels - niet door hare helderheid - beroemd geworden plantenrede, vastknoopende aan zijn speech, ’s middags in de Aula gehouden. Om biologische misverstanden te voorkomen werd ons aangetoond, dat al zou logisch geconcludeerd moeten worden, dat twee kinderen uit éénzelfde huwelijk zoo kort na elkaar geboren, een plantaardig karakter zouden vertoonen, dit tegenover Hoogeschool en Corps, gezien de golven van vitalisme, practisch niet waar bleek te zijn. De speech van Burgemeester Wytema, eerelid van het Rotterdamsch Studenten-Corps volgde op deze plantenrede. De toespraak van onzen nieuwen Burgemeester, waarin hij zich zoo positief voor het Corps heeft uitgesproken, getuigde van groote belangstelling voor de ,,studenten van den Eendrachtsweg". Toen hij over de beteekenis van 't Lustrum voor de oud-Corpsleden kwam te spreken, maakten op velen de door hem aangehaalde zinsneden uit een toespraak van een oud-hoogleeraar (“propter aetatem immunis" – “vanwege de leeftijd van het immuunsysteem” - Red.), eenmaal ter gelegenheid van een Studentenlustrum gehouden, indruk :

“Wij worden grijs, maar wij vergrijzen niet, Wij worden oud, maar wij verouderen niet.”

Na hem sprak de Heer R. Mees namens den Raad van Beheer en stelde voor te drinken op de gezondheid der praesides van 't Corps, welke het R. S. C. zoo zeer vooruitgebracht hebben op den zoo vaak ongebaanden weg. De Heer Fresemann Viëtor voerde het woord voor de reünisten - zijn rede was, hoewel ongetwijfeld goed bedoeld, van pooveren inhoud. Vervolgens sprak de Heer Bakker Arkema namens het Wageningsch Studenten-Corps - zijn woorden gaven· blijk van een enthousiast conservatisme.

Het op de speeches volgende gedeelte van ’t diner verliep uitermate gezellig. Verschillende liederen werden door allen eendrachtig gezongen, het nieuwe Corpslied [de leden Coert Bokma (1921), muziek, en Hajo Hajonides (1921), tekst - Red.] aan nog niet ingewijden ten gehoore gebracht. Bij de tiende herhaling van het bekende gezang : ,,En al wie van het . . . . jaar is, sta op l" begonnen veel elfde jaars, aan ’t Leeszaaleinde der zaal met enkele andere ouden aan een aparte tafel genoegelijk verzameld, fanatiek te dansen - een van sympathieke geestdrift getuigende voorbarigheid. Toen het diner bijna afgeloopen was dacht een artist ons te vermaken met het bananenlied – zijn optreden was overbodig. ‘· ’

De koffie werd in de benedenzaal geserveerd – onder gemoedelijken kout werd deze door gasten en gastheeren geconsumeerd. Reeds genoemde artist trachtte weder aan ’t woord te komen, doch het gelukte hem vrijwel niet. Een tweede, schamel vermomd in jas en smerig hoedje, moest evenzeer zijn aftocht dekken. Dit cabaret-intermezzo, aangeboden door enkele niet-psychologen, mag dan ook niet gelukt heeten. Een en ander beïnvloedde de stemming echter geenszins ten ongunste, vele whiskey’s werden door de keel gegoten - de Union Alcoolique [een door Jo Otten (1919) toentertijd medeopgericht drinkgezelschap - Red.] had hier een vruchtbaar arbeidsveld kunnen vinden. Met zeker ongeduld werd gewacht op ,,Paly", het Zigeunerstrijkje uit ,,Royal" te 's -Gravenhage. Belangrijk na middernacht kwamen deze verwende heeren in roode jasjes gestoken, de voorzaal binnen schuiven en begonnen hun instrumenten te bespelen - spoedig vormde zich een kring om hen.

De meesten geraakten min of meer onder den invloed van deze zeer waardeerbare, somwijlen enerveerende muziek. Gezeten in een clubfauteuil, zonder uitzicht op de eenigszins arrogante en tamelijk gedegeneerde gezichten dezer artisten, voelde men zich aangenaam door het spel beroerd. Enkelen werden enthousiast, een Hongaarsch Corpslid raakte door een en ander zoo zeer zijn zelfbeheersching kwijt, dat hij gelijk een clown begon te dansen. De nacht verliep verder ongelooflijk - enkele gasten bleven tot vroeg in den morgen binnen Hermes' muren.

Zondag 9 December - de laatste dag van het Lustrum was grootendeels gewijd aan den modernen dans. Door de goede zorgen van één onzer Corpsleden die zelfs zijn nachtrust aan deze zaak gegeven heeft, was de bovenzaal in uitstekende orde. De thé dansant mag wel als geslaagd beschouwd worden - het onontbeerlijke chaperonneeren hadden twee onzer hoogleeraren met hunne dames welwillend op zich genomen.

Er werd zeer geanimeerd gedanst - tenslotte niet alleen in de boven-, doch ook in de benedenzaal, toen een Corpslidpianist zich daar aan de piano geplaatst had. In de bovenzaal voldeed het strijkje van den heer Wallace goed - genoemde overbodige artist trad weer op met eenige voor beschaafde menschen moeilijk appreciabele liedjes. Tot onze voldoening mochten we bemerken, dat ook de echtgenoote van onzen Rector Magnificus onder de dansenden niet ontbrak. De verschillende meisjes verdwenen omtsreeks half zeven uit ,,Hermes" - kort daarop werd in intiemen kring nog een klein gezellig dinertje gehouden - gevolgd door een niet al te druk bezochte kroegjool. Deze laatste had gelijk op den vorigen avond het bewonderenswaardige resultaat, dat op spontane wijze in de Regeeringscrisis werd voorzien. Het Lustrum was hiermede zijn einde genaderd - te middernacht werd het gesloten.

Vatten wij onzen indruk in, korte woorden samen zoo is zij deze : Het Lustrum is geslaagd - het geheel was een amusante opeenvolging van genoeglijke gebeurtenissen, markante momenten waren er weinig. De reünisten waren tot onzen spijt ondanks de vele, hun door de actieve Lustrumcommissie toegezonden circulaires, in te geringen getale verschenen - doch het lustrum is waardig gevierd en was een goed gelukte herdenking van het door velen nog niet in zijn volledige beteekenis gerealiseerde feit : het eerste decennium van het Rotterdamsch Studenten-Corps.

                                                           -o-

Na zijn studententijd werd dr. J.F. Otten (1901-1940) schrijver. Een van onze vorige edities van het Walhalla Nieuws bevat zijn biografie, samengesteld door Kees Vermeer (1966). In literaire kring waren de meningen over Ottens werken verdeeld.
Recensent Joost van der Vleutel beschrijft in Literair Nederland op 26 januari 2013 deze excentrieke schrijver als: “een matig getalenteerde, stilistisch zwakke, vaak haastige schrijver. Hij was een romanticus, arrogant en egocentrisch, humorloos, bang en maakte van zichzelf een ongelukkig mens."

 


De vroegere behuizingen van RSC en RVSV
21okt

De vroegere behuizingen van RSC en RVSV

De vroegere huisvestingen van RSC en RVSV Door Norman Schreiner (1962) In de jaren tien en twintig van de vorige eeuw bleek het zoeken...

Het Honorairenkoor zong in De Doelen
22sep

Het Honorairenkoor zong in De Doelen

Herkend op de foto: Achterste rij, v.l.n.r. Fred Dwarshuis.Johannes ten Cate(?), Herbert van Sluijs, Reinoud Bredius(?), Bram Schim van...

Reacties

Log in om de reacties te lezen en te plaatsen