Markante Verhalen

Jasper van Ouwerkerk (1987)

Interview met Jasper van Ouwerkerk (1987)
Een denker die zaken in beweging brengt.
Door Willem-Frederik Metzelaar (1987)

Vereniging Walhalla werkt vanuit de kernwaarden: verbinden, kennis delen en teruggeven. Het lidmaatschap van RSC, RVSV en RSC-RVSV heeft voor de meesten van ons een positieve toegevoegde waarde gehad. En sommige oud-leden geven iets terug aan de oud-ledengemeenschap. Vereniging Walhalla interviewde Jasper van Ouwerkerk (1987), die blijft nadenken en invloed uitoefent op grote systemen die ons dagelijkse leven beïnvloeden.
 
Jasper: “In eerste aanleg zou ik in Groningen Economie gaan studeren. Dat was het plan tenminste. Mijn ouders en ons gezin woonden in Zeeland. Groningen vonden wij thuis toch iets te ver weg. Dus werd het Rotterdam. Mijn beide ouders zijn lid geweest in Delft en in Utrecht, maar thuis werd daar zelden of nooit over gesproken. Een heel ‘corporale’ jongste jeugd heb ik dan ook niet gehad. En toen Rotterdam de keuze was geworden zei mijn vader: “als ze daar een Corps hebben moet je daar maar lid van worden”. Het begrip van wat dat was had ik nog helemaal niet. Ik heb nog wel de hele Eurekaweek meegelopen en heel Rotterdam gezien. Ik ken mijn hele groepje nog! En tegen het einde van die week stond ook ik in de galerij van de Sociëteit op de Robert Baeldestraat te wachten met mijn toekomstige jaargenoten.  

Van Zeeland naar Rotterdam was een enorme overgang voor mij. Ik kwam opeens mensen tegen met dezelfde honger naar kennis als ik en humor met diepgang die ik nog niet eerder meegemaakt had bij leeftijdgenoten. Na de clubvorming werd ik eigenlijk geadopteerd door een paar clubgenoten. Die pikten mij op en stuurden mij een beetje de goede kant op. Ik was een lose canon aan het worden; alles was leuk en te mooi om niet betrokken bij te zijn. Tussen de bedrijven door haalde ik mijn ‘P’ Economie. Maar de focus lag toch echt op de Sociëteit. In mijn tweede jaar deed ik de Bijstand, mijn 3de jaar Kroegcommissie Bestuur, in mijn 4e, 5e en 6e jaar Kampcommissie, waarvan de laatste als commandant. Laten wij zeggen dat ik meer student dan studerend was in die tijd. Maar ik rondde mijn studie Economie wel in mijn 6e jaar af!
 
Meteen na mijn studie kon ik het leger in, de dienstplicht gold in die tijd nog. Dus onder de ‘Wapenen’. Ik wilde koste wat het kost dienen in hetzelfde onderdeel als mijn grootvader en een paar generaties daarvoor: de Huzaren van Boreel. En dat lukte. Ik werd tankcommandant. En in die tijd betekende dat je gelegerd werd in Duitsland. Het beviel mij wel. Ik tekende bij en werd naar Griekenland gestuurd met mijn tanks. Daar kwamen wij onder leiding van generaal Frederick ‘Fred’ Franks jr, de US-generaal die in de Golfoorlog vocht en met veel succes het Iraakse leger versloeg. Op de Peloponnesos waren wij de ‘vijand’, de verdedigende partij. Wij kregen 12 uur voorsprong en dan kwam het leger in actie om ons te verslaan. Wij kenden het terrein door en door. Waardoor mijn eenheid vaak won, maar niet altijd. Alleen met een heel goed geoefend leger dat veel groter is dan het jouwe krijg je dat met veel moeite voor elkaar. Misschien is dat mijn hoop voor het Oekraïense leger.
 
Aan die tijd kwam een einde en ik solliciteerde bij een paar bedrijven. Onder andere bij de Boston Consulting Group. Daar sprak ik met de heer Wijers, toen managing partner daar. En die zei: “Ga eerst maar eens schoorstenen leren kennen voordat je gaat adviseren”. En zo kwam ik bij AkzoNobel terecht. Die hadden schoorstenen. Ik werd geplaatst bij Organon in Oss. Allebei totaal onbekend voor mij; geen idee wat ze deden en waar het lag. Mijn eerste rol was als assistent van de regiodirecteur Azië. Wij waren toen bezig met het bouwen van fabrieken in die enorme regio. Ik nam die baan over van Jan Willem Eleveld (1986), die in het College gezeten had in het jaar dat ik de Kroegcommissie deed. Ik wist helemaal niet dat hij daar werkte. Wat een toeval! Ik woonde niet in Oss, maar in Amsterdam. En treinde iedere dag op en neer. In die trein zat ik te klooien met datasets waartoe ik toegang had. En zo ontdekte ik dat als AkzoNobel een product registreerde (Red.: farmaceutische producten) de verkoop en de marketing totaal niet klaar stonden om er iets mee te doen. Nu totaal ondenkbaar. Er moet toch iets verkocht worden zou je denken! Nou, in die tijd was de ontdekking klaarblijkelijk voldoende. Ik maakte mijn bevindingen kenbaar aan de directie. Wij konden de winst per nieuw product per dag met ongeveer €100.000 verhogen door een versnelling van de verkoop. ‘Time to market’ werd een begrip in die tijd. Niet alleen door mijn ontdekking natuurlijk. Het speelde overal. Ik kreeg de leiding over een afdeling interne consultants. Ook iets nieuws en moderns. Door dit alles kon Organon winstgevend verkocht worden én leerde ik waar mijn kracht lag.
 
Via, via kwam ik op het kantoor van McKinsey aan de Amstel terecht voor een kennismakingsgesprek. Dat werden die dag 6 gesprekken in de vorm van casuïstiek. En aan het einde van de dag kreeg ik een baan aangeboden.Van nature ben ik introvert. Ik moet mij echt opladen om ‘onder de mensen’ te gaan. En ik wil alles supergoed doen. Het zal dan ook niet verbazen als ik zeg dat ik de eerste jaren van mijn 21-jarige carrière bij McKinsey behoorlijk onzeker was. Een van mijn coaches vroeg zich tijdens een van de halfjaarlijkse assessments af waar mijn lol in het werk was gebleven! Dat kwam wel even binnen bij mij. En toen heb ik het roer omgegooid. Ik dacht echt zoiets als “ik wil een project zo en zo doen, en als dat mijn baan kost, dan pas ik hier blijkbaar niet”. Dat was de bevrijding die ik blijkbaar zocht. Het genieten kwam terug. En ik kon mij ontwikkelen tot waar ik nu ben gekomen. Dat is dat ik leiding geef aan een internationale praktijk met 2.500 mensen. In het internationale team van 9 personen zit wat de koers voor McKinsey Europa uitzet en daarin de investeringen onder mijn hoede heb. Ik ben ook nog consultant voor een paar grote klanten, zodat ik lekker inhoudelijk bezig ben. Ik richt mijn aandacht op de toekomst van het financiële verkeer in Europa. Inmiddels hebben wij twee oud-collegeleden onder onze vleugels en die houd ik ook een klein beetje in het oog. Niet te veel natuurlijk! Daarbuiten ben ik voorzitter van de American Chamber of Commerce Netherlands. Onlangs vierden wij ons 60-jarig bestaan. Sommigen van jullie zullen de foto hebben gezien in Het Financieele Dagblad. En gelezen hoeveel RSC/RVSV’ers er bij die gelegenheid waren! Zijne Majesteit de Koning (LSV Minerva 1987) was er ook en het was een feest om hem mee te mogen maken tijdens dit evenement.
 
In het verleden heb ik ook veel gedaan voor de studentenvereniging en de oud-ledenvereniging. Zo heb ik voor Vereniging Hermes indertijd het ledenbestand op orde gebracht en de digitalisering ingezet. En de fusie van het RSC en de RVSV was bij mij thuis in Bussum, in de tuin. De vraag die wij toen stelden was “hoe gaat de vereniging de komende 100 jaar verder?” Helaas was er weinig te merken van een op tradities gebaseerd instituut waar zovelen zoveel van konden leren. De onderverenigingen waren allemaal weg, de sfeer was ‘giftig’ en niet meer op de Sociëteit gericht. Het was een intens proces om daarin richting te krijgen, wat ik samen met Annemieke Rijke (1987) heb mogen faciliteren. Deels bij mij thuis. En op een gegeven moment kwamen de beide colleges letterlijk naar elkaar toe vanuit verschillende delen van mijn tuin om één tafel te vormen. Een mooi moment! En ik ben blij dat ik daaraan een steentje heb kunnen bijdragen.
 
Wat de toekomst brengen zal, wie zal het zeggen. Maar als ik word gevraagd en de agenda het toestaat, dan kunnen de studentenvereniging en de oud-leden een beroep op mij doen om een lezing te geven. Ik lees de Nieuwsbrief met plezier en zie dat andere oud leden ook daarvoor openstaan. Dat versterkt de onderlinge banden lijkt mij en daaraan draag ik graag bij.”
 
Dank je wel Jasper, het was een mooi gesprek in de – bijna historisch te noemen - tuin in Bussum.


Margot Ende-Van den Broek (1987)
29jun

Margot Ende-Van den Broek (1987)

Margot Ende-Van den Broek (1987) en Stichting Het Vergeten Kind Door Willem-Frederik Metzelaar (1987)   Nederland heeft de gelukkigste...

Julia Postmes (2016) winnaar SER-Scriptieprijs
29jun

Julia Postmes (2016) winnaar SER-Scriptieprijs

Julia Postmes (2016) winnaar SER-Scriptieprijs Gevluchte Syrische artsen lopen stuk op onwerkbare beoordelingsprocedure Door Nicoline...

Reacties

Log in om de reacties te lezen en te plaatsen