Markante Verhalen

Het Corpslied: wie waren de grootvaders?

De grootvaders van heet Corpslied

Door Norman Schreiner (1962), Kees Vermeer (1966), Maxime Kaplan (1972) en Thijs van der Velden † (1949)

"Laat klinken nu naar alle kant...". Zo klinkt tot 2017 prompt het gezang nadat de Rector officieel heeft gesproken en nog steeds wordt dit in de huidige sociëteit Walhalla aangeheven. Het eerste couplet eindigt met "Heft op het glà-às en klinkt thans mee, op het heil van het RSC". Het tweede couplet eindigt nagenoeg met dezelfde tekst, maar daar is 'klinken' vervangen door 'drinken' en dus zingt men "...drinkt thans mee". De ervaring leert dat bij deze eindregels niet iedereen beseft wanneer de werkwoordsvorm "klinkt" dan wel "drinkt" behoort te worden gekozen. Verwarring alom. Niet zelden kan de samensmelting "kl-drinkt" worden beluisterd.
Het Corpslied blijkt een oeroud lied te zijn. Tijdens de twintiger jaren van de vorige eeuw wordt het lied gecomponeerd en van tekst voorzien door de toenmalige leden C.V. (Coert Volken) Bokma en H. (Herman) Hajonides van der Meulen. Beiden gaan in 1921 studeren aan de toenmalige Nederlandsche Handels-Hoogeschool.

Wie van de twee is de tekstdichter? Wie is de componist?
Hajonides' zoon, dr. Theo Hajonides van der Meulen, schrijft in dit verband in 2013:

"Mijn vader kon goed stukjes en gedichten schrijven. Ik heb altijd gedacht dat hij het Corpslied heeft geschreven en niet de muziek. Dat eerste lijkt mij ook meer bij hem passen."

Hieruit kan worden afgeleid dat de muziek geschreven zou moeten zijn door Bokma, te meer aangezien de rechterbovenhoek van het oorspronkelijke muziekmanuscript van het Corpslied de initialen "C.B." toont. In een oud notulenboek is te lezen dat het lied op 29 oktober 1923, tijdens een algemene ledenvergadering van het Rotterdamsch Studenten Corps, officieel als Corpslied wordt aangenomen.


Oude almanakken laten zien dat Bokma en Hajonides van der Meulen in 1921 lid worden van het Rotterdamsch Studenten Corps (RSC). Beiden zijn lid van de jaarclub H.E.T., op 14 november 1921 opgericht en slechts de volgende zes leden tellend: C.V. Bokma, F.V. de Groof, Tj. van Gulik, H. Hajonides van der Meulen, J.H. Stikker en J.L. van Sloterdijck.

Bokma en Hajonides raken bevriend. De Almanak 1923 laat zien dat beiden vertoeven op het Rotterdamse studieadres Aleidisstraat 83b, een zijstraat van de 2e Middellandstraat, in de buurt van de Heemraadssingel. Dat zijn nog de tijden van de studentenkamers en de hospita’s. Studentenhuizen bestaan nog nauwelijks.

Beiden zijn actief binnen het RSC. Hajonides is vice-voorzitter van de Almanakredactie 1923. Bokma bekleedt meer functies: hij is in 1923 tweede voorzitter van de Rotterdamsche Studenten Sport Vereeniging, voorzitter van de Rotterdamsche Tooneel- en Muziekvereeniging en 2e secretaris van de Propagandacommissie. Deze laatste commissie is in die tijd verantwoordelijk voor werving van nieuwe kandidaat-leden voor het RSC. Voorts is Bokma van oktober 1923 tot en met mei 1924 president van het Sociëteitsbestuur. Wie waren zij?

Bokma
Coert Volken Bokma is afkomstig uit de beroemde Friese jeneverfamilie. Hij wordt geboren in Leeuwarden op 2 mei 1901. Zijn vader Piet Bokma is eigenaar van de jeneverdistelleerderij - dat toentertijd slechts oude jenever produceerde - en deze richt zich vooral op de succesvolle export naar het toenmalige Nederlandsch Indië. Hij is de tweede zoon van Piet Bokma en voert de voornaam Volken, maar wisselt deze aan het begin van zijn studententijd in voor de voornaam Coert. Hij toont zich tevens als oprecht consument van het destillaat.

Hajonides' zoon, dr. Theo Hajonides van der Meulen, schrijft in 2013:
"Het verhaal gaat dat Bokma elke maand een kist jenever vanuit Leeuwarden kreeg gestuurd. Vader Bokma ging eens zijn zoon opzoeken in het begin van de maand, helaas was toen de jenever op."

De Almanak 1925 laat evenwel zien dat Bokma weliswaar nog staat opgenomen als lid, maar nu met als studieadres: Emmakade 56 te Leeuwarden. Daaruit kan worden afgeleid dat hij Rotterdam heeft verlaten en zich weer vestigt in het Friese ouderlijk huis. En inderdaad: vader Piet Bokma haalt in 1925 zoon Coert wegens "tegenvallende studieresultaten" terug naar Leeuwarden om in het bedrijf te komen werken.

Vader Piet en zoon Coert weten naast de succesvolle exportmarkt ook de binnenlandse markt verder te veroveren. Vanwege de Tweede Wereldoorlog en de Indonesische onafhankelijkheid valt de profijtelijke export naar de Gordel van Smaragd weg. Na de oorlog weet zoon Coert naast stimulering van de binnenlandse afzet nieuwe exportmarkten elders te openen. Maar er zijn ook tegenslagen.

Coert Bokma's zoon Piet Coert (dus kleinzoon van Opa Piet) heeft Rechten gestudeerd in Leiden en treedt in 1961 toe tot het bedrijf. De destilleerderij heeft tot dusver uitsluitend oude jenever geproduceerd, maar in 1967 gaat het roer om en wordt ook jonge jenever op de markt gebracht. Het geheime recept is uitsluitend bekend bij zoon Piet Coert.

De oude Vader Piet Bokma overlijdt in 1965 op 93-jarige leeftijd. In het jaar 1967 wordt Coert koninklijk onderscheiden: Ridder in de Orde van Oranje-Nassau. In maart 1971 wordt de destilleerderij aan Heineken verkocht. In hetzelfde jaar 1971 overlijdt Coert Bokma op 69-jarige leeftijd. Zijn zoon Piet Coert overlijdt op 80-jarige leeftijd in 2012.                                                                                                                                                  

Hajonides van der Meulen

Hermanus Hajonides van der Meulen wordt geboren te Leeuwaarden in 1901. Hij verliest reeds vroeg – tijdens zijn 11e leeftijd - zijn vader bij de scheepsramp van de veerboot ss 'Berlin' bij Hoek van Holland in 1912. Herman gaat naar het jongensinternaat in Zeist waar hij zijn gymnasiumpopleiding krijgt. Na zijn middelbare school gaat hij in Rotterdam studeren aan de toenmalige Nederlandsche Handels-Hoogeschool en wordt lid van het Rotterdamsch Studenten Corps. In een almanak uit die tijd staat als zijn vakantieadres weergegeven: Tutein Noltheniuslaan 29, Apeldoorn.

In twee vroegere almanakken zijn over Hajonides de volgende varia te vinden. Klaarblijkelijk is zijn roepnaam tijdens zijn Corpstijd geworden: Hajo.

Een varium in de Almanak 1923 luidt:

"Op Hajo

Reeds zuigelingen kunnen hardnekkig verslaven aan de gewoonte zich onaangenaam te gevoelen, wanneer ze niet op een vinger, den handrug of een zakdoek kunnen zuigen.(Oosterbaan: Lichamelijke opvoeding)"

Een varium in de Almanak 1925:

"Hajo

Na de laatste examenfuif worden de schulden betaald. Mogelijk ook niet......"

Hajonides behaalt op 13 maart 1924 het Diploma Handelseconomie (d.h.). Na deze toentertijd (officieel) tweejarige studie wordt hij naar Nederlandsch Indië uitgezonden als administrateur op rubberplantages op Borneo en Sumatra (Jambi). Hij trouwt op Borneo (Nederlandsch Indië) met de handschoen op 30 december 1925 met Geertruij Adriana Schermers in Zeist. Direct hierna vertrekt Geertrui dan ook naar Borneo. Zij krijgen drie kinderen: Hajo jr., Theo en Lies. In 1932 komt hij terug naar Nederland, maar reist in 1939 weer terug naar Nederlandsch Indië.

Tijdens de Tweede Wereldoorlog wordt hij in Bandung (Java) door de Kempetai (de Japanse politie) opgepakt en verdwijnt een half jaar. Niemand weet waar hij is. Voor het gezin een zeer spannende tijd. Het blijkt dat hij gedurende die tijd opgesloten heeft gezeten in een cel. Later wordt hij geïnterneerd in het Japanse kamp Tjimahi (gelegen enige kilometers westelijk van Bandung); het laatste jaar met zijn twee zonen (Hajo jr. en Theo). Na deze kampperiode blijft hij in Indonesië werken voor de Vereniging van Importeurs-Groothandelaren in Indonesië (VIGI). Daar wordt hij uiteindelijk directeur en daarmee vooraanstaand in het Jakartaanse bedrijfsleven. Hij wordt onderscheiden met Officier in de Orde van Oranje Nassau.

Hajonides hertrouwt in 1950 met Catharina Margaretha Charlotte van der Werff en zij krijgen een dochter (Famke). In Indonesië krijgt hij tuberculose en herstelt in Nederland in het Sanatorium te Laren (NH). Daarna is hij van 1955 tot 1962 werkzaam aan de Nederlandse Economische Hogeschool als directeur van het Bureau voor plaatsing van afgestudeerden der hogeschool. Hij overlijdt in 1962 op 61-jarige leeftijd in Wenen tijdens een vakantie.

Volgend jaar, op 29 oktober 1923, zal zich het honderdste jaar aandienen met daarin wederom, uit volle borst, klinken en drinken op het heil van de vereniging.


Het RVSV-Clublied: wie waren de grootmoeders?
19aug

Het RVSV-Clublied: wie waren de grootmoeders?

De grootmoeders van het Clublied Door Norman Schreiner (1962) en Kees Vermeer (1966) “Komt zingt nu allen mee studenten…”  Zo klinkt tot...

Gilles Beschoor Plug (1980)
27jul

Gilles Beschoor Plug (1980)

Interview Gilles Beschoor Plug (1980) "Dit is het! Wij zullen allen goden zijn" Door Willem-Frederik Metzelaar (1987) Vereniging...

Reacties

Log in om de reacties te lezen en te plaatsen